Merel (Turdus merula), zwarte vogel met oranje snavel

De merel (Tudus merula) is een veel voorkomende vogel in onze tuinen in de stad en op het platteland. Het is een van de 5 meest talrijke vogelsoorten in Frankrijk. Zijn donkerzwarte verenkleed, zijn oranje snavel en zijn melodieuze lied in de ochtend maken de merel tot een zeer herkenbare vogel. Voor sommigen een schadelijke vogel, maar niettemin speelt hij een belangrijke rol in het evenwicht van de fauna, gunstig voor de tuin.

De merel

Hoe herken je een merel?

Groot van formaat met donker verenkleed, de merel is zeer herkenbaar. Maar er zijn verschillen in uiterlijk, afhankelijk van het geslacht en de leeftijd van de merel. Als het mannetje volwassen is, zijn zijn veren erg zwart en dof. Het is ook te herkennen aan zijn oranje snavel en zijn grijze of bruine ogen, omgeven door oranje. Zijn poten zijn bruin of rood.

Het vrouwtje heeft een bruin verenkleed, minder donker dan het mannetje, bleker van onder en soms gevlekt. Zijn snavel is bruin, maar kan met de jaren gelig worden. De jongen van de merel lijken weinig op volwassenen. Het heeft een lichtbruin tot roodbruin verenkleed op zijn gezicht, keel en borst, en het is gespikkeld of gestreept in bleekgele kleur. Zijn snavel is bleker dan die van het vrouwtje en zijn poten zijn lichtroze.

Vrouwelijke merel

Kreten en gezang van de merel

De merel is een zeer goede zanger met een gevarieerd repertoire dat in 4 thema's kan worden ingedeeld. De eerste is het "roeplied", het lied dat de merel uitzendt wanneer hij communiceert met zijn soortgenoten, wat vertaald kan worden als een "tchouc tchouc". De tweede is te horen in de lente, tijdens de periode van liefde. De mannelijke merel uit dan een zeer melodieus lied met fluittonen, het "liefdeslied" of de ramage genoemd. Deze vogel heeft ook een bijzondere kreet bij zonsopgang en zonsondergang die lijkt op deze lettergrepen: "dennen-den". De merel geeft ook een zeer snelle specifieke oproep, schokkerig en 5 of 6 keer herhaald, in geval van gevaar of bezorgdheid.

Het leefgebied van de merel

Oorspronkelijk leeft de merel in bossen en wouden op het platteland. Maar het heeft zich zeer wijd verspreid in de tuinen en bosjes van steden. Overal waar loofbomen, heggen of struiken zijn, kan het vrouwtje haar nest opzetten, gemaakt van gras, modder en omzoomd met zachte vegetatie, dat ze in ongeveer 3 dagen bouwt. Een andere merelsoort wordt ook op grote hoogte in de bergen aangetroffen.

Merel voeren

De merel heeft een dieet dat verschilt naargelang de seizoenen. In de herfst, winter en als het weer nat is, voedt hij zich voornamelijk met insecten, slakken en regenwormen die hij op de grond vindt. Regenwormen zijn het belangrijkste voedsel van kleine merels. In de lente en zomer diversifieert de merel zijn dieet met fruit (kersen, vijgen, bramen, enz.) En meidoornbessen (Crataegus laevigata), rozen, brandende struik (Pyracantha coccinea), kornoelje ( Cornus), Europese spindel (Euonymus europaeus), klimop (Hedera helix), sleedoorn (Prunus spinosa), lijsterbes (Sorbus aucuparia), zwarte vlierbes (Sambucus nigra), liguster (Ligustrum vulgare) ) of viburnum.

Broedsel van kleine merels

Merel reproductie

Bij merels vormen zich paren aan het einde van de winter en de paring vindt plaats in het voorjaar, eind maart. Het is het vrouwtje dat het nest bouwt waar ze 3 tot 6 eieren legt die ze veertien dagen uitbroedt. Het aantal broedsels varieert van 3 tot 5 per jaar. Beide ouders voeden de jongen ongeveer 2 weken, waarna de jongen het nest verlaten om zich te verschuilen in de omringende vegetatie terwijl ze nog 3 weken door de ouders worden gevoed. De kuikens zijn na een maand zelfstandig.

Is de merel nuttig of schadelijk voor de tuin?

De merel wordt weinig gewaardeerd door tuinders die fruitbomen bezitten, omdat de merel in de zomer dol is op fruit. Maar als roofdier van slakken, slakken en insecten die schadelijk zijn voor planten en bloemen in de tuin, is de merel een goede regulator van dit ongedierte.